NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

24-06-2016

Dispositievereiste/vertrouwensbeginsel geslaagd

Onlangs verscheen in het Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht een artikel van de hand van Tirza Cramwinckel en Nikky van Triet over het vertrouwensbeginsel en het dispositievereiste bij toezeggingen en inlichtingen. [1] Zij staan daarin stil bij het (in 1975 door Konijnenbelt geïntroduceerde) dispositievereiste, wat inhoudt “dat een burger: (i) op grond van informatie van een bestuursorgaan; (ii) een handeling verricht of nalaat; (iii) als gevolg waarvan hij schade lijdt als de verwachtingen niet worden nagekomen.” Hoewel de eis in de jurisprudentie vaak wordt gesteld, is er volgens de auteurs geen duidelijke visie op het leerstuk.

Alsof de rechter het artikel tijdens de lunch had doorgenomen, heeft de rechtbank Den Haag op 19 mei uitspraak gedaan in een beroepsprocedure over een mededeling van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), waarin het dispositievereiste nog eens nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld. [2]

Omdat een studente aan de hand van de informatie op de website over de prestatiebeurs niet zeker wist of zij  aan een post-initiële masteropleiding kon beginnen, heeft zij DUO per e-mail gevraagd naar haar recht op een prestatiebeurs. Daarop kreeg zij antwoord dat zij nog recht had op drie maanden prestatiebeurs. Vervolgens is zij de betreffende opleiding gaan volgen. Naderhand kreeg zij te horen dat zij geen recht op de prestatiebeurs had en deze dus niet in een gift wordt omgezet.

Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep kan een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Daarvan is in dit geval sprake, aldus de rechtbank. De minister van OCW (waaronder DUO valt) heeft de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat ook het laatste deel van de prestatiebeurs van de studente na het behalen van het masterdiploma zou worden omgezet in een gift. Zelfs al was er geen sprake van een rechtstreekse toezegging, dan nog zijn langs andere weg verwachtingen gewekt die behoren te worden gehonoreerd. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de mededeling was gebaseerd op kennelijk bestendig en begunstigend beleid.

De rechtbank overweegt ten slotte dat de studente geloofwaardig heeft verklaard dat als zij geweten zou hebben dat haar prestatiebeurs niet in een gift zou worden omgezet, zij voor een andere masteropleiding zou hebben gekozen waarvoor omzetting wel mogelijk was. In die zin heeft zij door de mededeling van DUO dan ook schade geleden of is zij althans in een nadeliger positie komen te verkeren, aldus de rechtbank, zodat aan het dispositievereiste is voldaan. Het bestreden besluit is aldus in strijd met het vertrouwensbeginsel genomen.

[1] T.A. Cramwinckel en N. van Triet, ‘Het dispositievereiste en het vertrouwensbeginsel bij toezeggingen en inlichtingen’, NTB 2016, 16.

[2] ECLI:NL:RBDHA:2016:6022.

 

© JuristenRijk