NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

02-02-2016

Wat vereist het gelijkheidsbeginsel?

Enkele Amsterdammers procederen tegen hun gemeenteraad over de toegestane bouwhoogte van woonwagens. Op de woonwagenlocatie Ma Braunpad staan enkele woonwagens die hoger zijn dan vier meter; volgens de huidige planvoorschriften is het niet toegestaan dat nieuwe woonwagens die hoogtegrens overschrijden.

De Afdeling oordeelt vooreerst dat slechts één appellant ontvankelijk is. De rest had hun partner een zienswijze laten indienen, zonder dat was aangegeven dat deze mede namens hen werd ingediend.

De overgebleven appellant doet vervolgens een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel. De Afdeling overweegt dat het gelijkheidsbeginsel vereist dat bestuursorganen in vergelijkbare gevallen consistent en welbewust handelen. Aangezien appellant in dit geval inderdaad vergelijkbare gevallen heeft genoemd en zijn betoog heeft onderbouwd, lag het op de weg van de gemeenteraad om aan te tonen dat er geen sprake was van vergelijkbare gevallen. Daarin is de raad niet geslaagd. De enkele stelling dat er sprake is van een nieuwe gedragslijn, die is ingegeven door centrale regelgeving over brandveiligheid, voldoet niet, omdat deze niet is geconcretiseerd aan de hand van de toepasselijke regelgeving en het beleid. Bovendien is in de plantoelichting geen verband gelegd tussen de gedragslijn en de bouwhoogte van de woonwagens.

Al met al dient de gemeenteraad - ook met het oog op de andere beroepsgronden over verzakkingsgevaar en de aanwezigheid van een molenbiotoop - de maximale bouwhoogte opnieuw toereikend te motiveren of een andere bouwhoogte vast te stellen.

ECLI:NL:RVS:2016:150.

 

© JuristenRijk