NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

08-06-2015

Wob-misbruik in het civiele recht

Een respectabel deel van de zich ontwikkelende jurisprudentie over misbruik van recht in het bestuursrecht, in het bijzonder in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), heeft zich gevormd naar aanleiding van de procedures tussen de gemeente Dordrecht en de Dordrechtse 'huisjesmelker', die al meerdere malen in de media verscheen in verband met zijn pogingen om de gemeenteambtenaren het leven zuur te maken met een schothagel aan Wob-verzoeken, aanvragen en bezwaar- en beroepprocedures.

Op 16 december 2014 deed de rechtbank Rotterdam al een aantal uitspraken [1], die volgden op weer oudere uitspraken. [2] Ook de civiele rechter heeft zich uitgelaten over de kwestie. [3] Op 26 mei was het opnieuw de beurt aan het hof Den Haag, waarbij de bevoegdheid van de civiele rechter bij misbruik van recht in het kader van de Wob aan de orde kwam.

De gemeente Dordrecht beoogt bij de civiele rechter een contactbeperking van zijn inwoner te bewerkstelligen. Dat lukte op 28 januari 2014 bij de hogerberoepsrechter in kort geding van het hof Den Haag [4]: een burger kan onrechtmatig handelen, indien hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid om bij de overheid aanvragen en Wob-verzoeken in te dienen. De vordering tot beperking van de bevoegdheid doorkruist het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet, maar de rechter moet bij de beoordeling of hiervan sprake is wel terughoudend zijn.

Het hof oordeelt nu eerst dat de civiele rechter bevoegd is om in geval van misbruik van recht in een publiekrechtelijke relatie een voorziening te treffen, mits de grondslag van de vordering civielrechtelijk is (de onrechtmatige daad is vastgelegd in artikel 6:162 BW) en het resultaat niet via de Awb kan worden bereikt. Dat de Afdeling bestuursrechtspraak inmiddels heeft aanvaard dat misbruik van recht op grond van artikel 3:13 juncto 3:15 BW ook in het bestuursrecht kan plaatsvinden [5], doet daar niet aan af: in casus ziet de gestelde onrechtmatige daad op een grote hoeveelheid (in samenhang verrichte) handelingen, terwijl in het bestuursrecht telkens maar één handeling op misbruik kan worden getoetst.

De eerder opgelegde contactbeperking met de gemeente was volgens het hof echter te strikt. Daarbij speelt mee dat de inwoner van Dordrecht niet zonder meer met de gemiddelde inwoner van de gemeente kan worden vergeleken, omdat hij ook meerdere vennootschappen vertegenwoordigt, (in)direct een groot aantal onroerende zaken bezit of bezat en in dit verband in een langdurige conflict met de gemeente is verwikkeld. Daarentegen is de eerder opgelegde lijfdwang bij overtreding als dwangmiddel wel proportioneel geweest.

ECLI:NL:GHDHA:2015:1182

[1]

ECLI:NL:RBROT:2014:9866

ECLI:NL:RBROT:2014:9867

ECLI:NL:RBROT:2014:9876

ECLI:NL:RBROT:2014:9885

ECLI:NL:RBROT:2014:9889

ECLI:NL:RBROT:2014:9892

ECLI:NL:RBROT:2014:9896

ECLI:NL:RBROT:2014:9897

[2]

ECLI:NL:RBROT:2014:4816

ECLI:NL:RBROT:2013:10241

[3]

ECLI:NL:RBROT:2013:10113

ECLI:NL:RBROT:2013:10159

ECLI:NL:RBROT:2013:10168

ECLI:NL:RBROT:2013:10171

ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905

[4] ECLI:NL:GHDHA:2014:75, AB 2014, 197 m.nt. R. Stijnen

[5] ECLI:NL:RVS:2014:4129.

 

© JuristenRijk