NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

05-03-2015

Meer over het alcoholslotprogramma

Recent hebben zowel de Afdeling bestuursrechtspraak als de Hoge Raad uitspraak gedaan over het alcoholslotprogramma. Beide hebben behoorlijke gevolgen voor de aanpak van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR): de verplichting tot deelname is onverbindend en het programma (zijnde een bestuurlijke maatregel) kan niet samengaan met een strafrechtelijke veroordeling.

ECLI:NL:RVS:2015:622:

Artikel 17, eerste lid, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, op grond waarvan het CBR iemand die met alcohol op achter het stuur is aangetroffen kan verplichten tot deelname aan een zogenaamd alcoholslotprogramma (of anders het rijbewijs het rijbewijs voor vijf jaar ongeldig kan verklaren), is door de Afdeling onverbindend verklaard.

Het CBR betoogde dat de verplichte deelname aan het programma niet is gebaseerd op een criminal charge in de zin van artikel 6 van het EVRM, maar dat het om een educatieve maatregel gaat die erop is gericht om de deelnemer te leren een scheiding aan te brengen tussen het gebruik van alcohol en het besturen van een motorrijtuig. Volgens het CBR is de maatregel bovendien niet zodanig, dat sprake is van leedtoevoeging. Bij deelname aan het programma kan immers ook nog aan het verkeer worden deelgenomen.

De Afdeling betrekt in zijn oordeel echter ook een groot aantal andere zaken over het alcoholslotprogramma dat nog aanhangig is. In die zaken wordt door autobestuurders onder andere betoogd dat de gevolgen voor hen onevenredig zijn, bijvoorbeeld omdat de kosten van deelname (circa 5000 euro) voor hen te hoog zijn of omdat zij met teveel alcohol op achter het stuur zijn aangetroffen in een auto die zij leenden of huurden, terwijl zij niet zelf in het bezit van een auto zijn. De kosten zijn substantieel hoger gebleken dan het bedrag waar de wetgever van was uitgegaan.

Verplichte deelname komt in een aanzienlijk aantal gevallen dus neer op ongeldigverklaring van het rijbewijs voor een periode van vijf jaar, omdat het alternatief feitelijk niet bereikbaar is. Het educatieve doel wordt daardoor niet bereikt, terwijl het effect van de maatregel zich uitstrekt over een langere periode dan de twee jaar waarvoor het programma in beginsel wordt opgelegd. Tot die categorie behoren ook personen die door bijzondere persoonlijke omstandigheden, zoals een lichamelijke beperking van henzelf of een gezinslid, meer dan gemiddeld afhankelijk zijn van het gebruik van hun auto. Ook ziet de Afdeling zich geconfronteerd met gevallen waarin iemand – zelfs bij deelname – zijn baan verliest of dreigt te verliezen.

Dit brengt al met al met zich dat artikel 17, eerste lid, van de Regeling in strijd is met artikel 3:4, tweede lid van de Awb en dus onverbindend is. Het streven van het CBR om bij het opleggen van de maatregel ongelijkheid en willekeur te voorkomen staat niet haaks op het verdisconteren van situaties waarin dit uitgangspunt daar in de praktijk juist toe leidt, omdat relevante omstandigheden ertoe leiden dat uniforme toepassing van de maatregel voor de één ernstigere gevolgen heeft dan voor de ander.

ECLI:NL:HR:2015:434:

Iemand die verplicht moet deelnemen aan een alcoholslotprogramma kan niet óók strafrechtelijk worden vervolgd voor rijden onder invloed. Volgens de Hoge Raad lijkt de bestuurlijke maatregel (waar geen rechter aan te pas komt) om verplichte deelname op te leggen aan iemand die met teveel alcohol op achter het stuur is betrapt veel op de situatie dat iemand door de rechter wordt bestraft. Het Openbaar Ministerie moet dus niet-ontvankelijk worden verklaard indien er sprake is van een vervolging, terwijl al aan het programma wordt deelgenomen.

Degenen die dit reeds is overkomen, kunnen niet om herziening van de veroordeling vragen.

 

© JuristenRijk