NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

25-11-2014

Kwader trouw in het bestuursrecht

Misbruik van recht is een trending topic in het bestuursrecht. Niet voor niets organiseerde de VAR op 5 november een speciale studiemiddag over het onderwerp. Hoe mag de overheid omgaan met burgers waarvan het vermoedt dat zij misbruik van hun recht of bevoegdheid maken?

De Afdeling heeft op 19 november uitspraak gedaan in een zaak over een juridisch adviseur, die zijn praktijk inrichtte op basis van het no-cure-no-paybeginsel: het door cliënten te betalen bedrag voor juridische bijstand staat gelijk aan de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding en eventuele dwangsommen. De adviseur was hierdoor rechtstreeks gebaat bij het laten verbeuren van dwangsommen en proceskostenveroordelingen. Eén van de bevoegdheden waar de adviseur gebruik van maakte, was het opvragen van stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

In zijn enigszins lijvige uitspraak komt de Afdeling tot het oordeel dat een beroepsprocedure op grond van artikel 3:13 BW (misbruik van bevoegdheid) in samenhang met 3:15 niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Omdat de toegang tot de rechter hierdoor wordt ontzegd, moeten er wel ‘zwaarwichtige gronden’ aanwezig zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval als een recht of bevoegdheid zodanig evident is aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij is gegeven, dat het aanwenden ervan blijk geeft van kwader trouw. Is dat het geval, dan is een niet-ontvankelijkverklaring niet in strijd met artikel 6 EVRM.

Dat betekent nog niet dat misbruik van recht al mag worden verondersteld als een burger een ‘min of meer overmatig’ beroep doet op door de overheid geboden faciliteiten. Elk beroep daarop brengt immers kosten voor de overheid met zich mee en benadeelt de overheid in zoverre. In combinatie met andere omstandigheden kan het aantal keren dat een bepaald recht of bevoegdheid wordt aangewend wel bijdragen aan de conclusie dat sprake is van misbruik van recht.

Specifiek wat de Wob betreft, laat het feit dat een verzoeker voor een beroep op deze wet geen belang hoeft te stellen onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat iedereen kennis kan nemen van overheidsinformatie. Voor de vraag of sprake is van misbruik van recht kan het doel dus wel relevant zijn.

De Afdeling is al met al van oordeel dat de juridisch adviseur de besluitvorming heeft bemoeilijkt en dat hij - gezien zijn kennis en ervaring - beter had moeten weten. Het verdedigingsbeginsel is voorts niet geschonden door het feit dat de rechtbank had geconstateerd dat de adviseur (nota bene op dezelfde zittingsdag) in soortgelijke procedures op dezelfde wijze te werk ging. Hij had moeten begrijpen dat zijn gedrag in het algemeen ter zitting aan de orde kon komen.

ECLI:NL:RVS:2014:4129

 

NB

Hoewel de gemeente Dordrecht hem weinig dankbaar zal zijn, heeft de ‘Dordrechtse huisjesmelker’ een interessante serie jurisprudentie uitgelokt, zowel bij de bestuursrechter als bij de civiele rechter. Zie:

ECLI:NL:GHDHA:2014:75

ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4905

ECLI:NL:RBROT:2013:10113

ECLI:NL:RBROT:2013:10159

ECLI:NL:RBROT:2013:10168

ECLI:NL:RBROT:2013:10171

ECLI:NL:RBROT:2013:10241

ECLI:NL:RBROT:2014:4816

 

© JuristenRijk