NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

28-05-2015

Belangenorganisaties en civiele procedures

Sinds 2009 zijn burgers op grond van de Paspoortwet verplicht om bij het aanvragen van een reisdocument vingerafdrukken af te staan. Stichting Privacy First komt als belangenorganisatie op tegen deze omstreden voorwaarde. Op 22 mei heeft de Hoge Raad zijn vonnis gewezen in de civiele procedure tegen de Staat der Nederlanden. De stichting betoogde dat de voorwaarde onverbindend moet worden verklaard, omdat deze in strijd is met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 van het EVRM). Volgens de Hoge Raad is de stichting echter niet-ontvankelijk in haar vordering; daarbij vult het de jurisprudentie met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling tussen de civiele en bestuursrechter verder aan.

Omdat belanghebbenden tegen het stellen van de voorwaarde kunnen opkomen door bezwaar en beroep in te dienen, is hun vordering bij de civiele rechter niet-ontvankelijk. Dat geldt ook voor de vordering van een belangenorgansiatie die opkomt voor de gebundelde belangen van personen, indien die vordering ertoe strekt om ten behoeve van die personen de onverbindendheid van de voorwaarde door de civiele rechter te laten vaststellen (en terzake een voorziening te treffen).

Wanneer de rechtsbescherming van individuele belanghebbenden aan de bestuursrechter is opgedragen, kan de enkele bundeling van hun belangen door een rechtspersoon er – met het oog op een behoorlijke taakverdeling tussen de bestuursrechter en de civiele rechter – niet toe leiden dat voor die rechtspersoon de weg naar de civiele rechter open komt te staan. (1) Ditzelfde geldt als een belangenorganisatie niet slechts opkomt voor de (gebundelde) belangen van die personen, maar ook voor het algemeen belang van de bescherming van de rechten van een veel grotere groep personen, die diffuus en onbepaald is. Ook dan is er immers sprake van een bundeling van belangen in de zin van artikel 3:305a, eerste lid, van het BW.

Een belangenorganisatie is wel ontvankelijk, voor zover zij opkomt voor belangen van personen die terzake geen rechtsingang hebben bij de bestuursrechter of voor zover zij opkomt voor een eigen belang (waarvoor zij die rechtsingang niet heeft). (2) In dat laatste geval moet het gaan om een belang dat zelfstandig wordt beschermd door de norm(en) waarop de vordering van de belangenorganisatie is gebaseerd en niet om een belang dat enkel voortvloeit uit het opkomen voor de gebundelde belangen en dat uitsluitend van die belangen is afgeleid. Zou dat niet zo zijn, dan zou een belangenorganisatie vrijwel steeds ontvankelijk zijn bij de civiele rechter. In dat geval zou de taakverdeling tussen beide rechters worden doorkruist.

In het geval van de stichting is er volgens de Hoge Raad onmiskenbaar sprake van een afgeleid belang.

ECLI:NL:HR:2015:1296

 

(1) ECLI:NL:HR:2010:BM2314.

(2) ECLI:NL:HR:2004: AO7808.

 

© JuristenRijk