NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

15-04-2015

Aannemers in het subsidiebeleid

Subsidiebeleid kan diverse vormen aannemen. Soms spelen partners in het veld daarbij een centrale rol. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel hanteerde (nog vóór de inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg) een beleidskader dat op het volgende neerkwam:

Om ervoor te zorgen dat de uitvoering van de jeugdzorg zo doelmatig mogelijk plaatsvond, verleende het college aan de hand van een geraamd aantal cliënt-zorgtrajecten subsidie aan een beperkt aantal zorgaanbieders, de zogenaamde ‘hoofdaannemers’. De vaststelling vond vervolgens plaats op basis van het werkelijk aantal succesvol geleverde trajecten. Het stond de hoofdaannemers vrij om de zorg zelf te leveren of deze te laten uitvoeren door andere aanbieders: de ‘onderaannemers’. Hiervoor moest de hoofdaannemer zelf budget- en prestatieafspraken maken.

Eén van de jeugdzorgaanbieders die zich vanaf een bepaalde periode niet langer meer tot het college kon wenden, maar één van de hoofdaannemers voor middelen moest aanspreken, is daartegen in bezwaar en beroep gegaan, omdat het aannemerschapsysteem in strijd met de wet en onredelijk zou zijn. Hoewel de vraag of het systeem in strijd met de Wjz is in hoger beroep niet aan de orde komt, gaat de Afdeling wel in op de vraag of de bestreden besluitvorming in strijd met de zorgvuldigheid in stand is gekomen, omdat het college onvoldoende rekening zou hebben gehouden met het risico dat de hoofdaannemers niet alle zorgaanbieders gelijk behandelen en zichzelf bevoordelen ten opzichte van de onderaannemers.

Het college heeft in dit kader gesteld dat het slechts succesvol afgesloten cliënt-zorgtrajecten uitbetaalt, waardoor er een financiële prikkel voor de hoofdaannemers is om de juiste zorg te (laten) verlenen (in plaats van de meeste zorg zelf te verlenen). Daarnaast is er een onafhankelijk toezicht op de kwaliteit van de jeugdzorg op instellingsniveau, waardoor hoofdaannemers ook weer worden geprikkeld om per traject de juiste zorg in te zetten. Ten slotte leidt het toekennen van een vast bedrag voor elke succesvol uitgestroomde cliënt maximale ruimte voor maatschappelijk ondernemerschap, waardoor het onderscheid in expertise en kwaliteit centraal zou komen te staan.

Gezien deze overwegingen oordeelt de Afdeling dat het beleid voldoende waarborgen kent om vooringenomenheid bij de hoofdaannemers tegen te gaan. Dat de hoofdaannemers geen bestuursorganen zijn, is niet van doorslaggevende betekenis.

ECLI:NL:RVS:2015:1114

 

© JuristenRijk