NIEUWSBERICHT

Terug naar nieuwsoverzicht

15-01-2015

Ook rechtsbescherming bij meldingen

De Afdeling heeft uitspraak gedaan over de vraag of en wanneer een reactie (of het achterwege blijven daarvan) op een melding als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt. Daarbij maakt het gretig gebruik van de uitgebreide conclusie die AG Widdershoven eerder schreef over het meldingenstelsel, dat geen vaste juridische betekenis heeft, maar wel de nodige populariteit bij regelgevers geniet, omdat het – in vergelijking met het vergunningenstelsel – de lastendruk vermindert.

In de apv van Leeuwarden was een meldingenstelsel opgenomen voor het aanleggen van uitwegen op woonpercelen. De betreffende bepaling bracht met zich dat pas met de aanleg mocht worden begonnen, nadat vier weken waren verstreken na het doen van de melding. Indien de gemeente niet binnen die vier weken had gereageerd, dan ontstond het recht om de uitweg aan te leggen. Er bestond dus geen verplichting voor de gemeente om te reageren, indien met de melding werd ingestemd.

De Afdeling oordeelt dat de beslissing om de aanleg te verbieden een besluit is, omdat het als gevolg heeft dat de uitweg niet mag worden aangelegd. Uit artikel 6:8 van de Awb – gelezen in samenhang met artikel 3:41 – volgt dat tegen dit besluit bezwaar kan worden gemaakt. Ook indien de gemeente binnen vier weken instemmend reageert, maar aan die instemming voorschriften verbindt (zoals in casu het geval was), is er volgens de Afdeling sprake van een besluit. De instemming is immers ook gericht op een rechtsgevolg, namelijk het recht om met de aanleg te beginnen. In het geval dat de gemeente instemmend reageert (ook al is het daartoe niet verplicht), vangt dit recht eerder aan dan wanneer de vierwekentermijn had moeten worden afgewacht. Uit het oogpunt van een coherent systeem van rechtsbescherming wordt ten slotte ook het intreden van het rechtsgevolg na afloop van de termijn (dus wanneer de gemeente niet heeft gereageerd) gelijkgesteld met het nemen van een besluit.

De Afdeling onderkent dat hierdoor de doelstelling van het meldingenstelsel om tot een vermindering van regels en lasten te komen minder wordt gediend. De rechtsbescherming weegt echter zwaarder. Deze afweging wordt volgens de Afdeling ondersteund door artikel 4:20b, tweede lid, van de Awb, waarin is bepaald dat de verlening van rechtswege als een beschikking geldt. In andere zaken waarin een positieve beschikking van rechtswege uit de wet voortvloeit (zoals bij artikel 16, vijfde lid, van de Monumentenwet 1988 en artikel 13 van de Natuurbeschermingswet) heeft de Afdeling deze beschikkingen ook met een besluit gelijkgesteld. De AG heeft in zijn conclusie daarnaast een alternatieve regeling benoemd, waarmee wel wordt bereikt dat niet alle reacties met een besluit hoeven te worden gelijkgesteld. In de apv kan bijvoorbeeld worden opgenomen dat een uitweg mag worden aangelegd, mits aan bepaalde voorschriften wordt voldaan. In alle andere gevallen kan dan een vergunning worden aangevraagd.

De melder moet er overigens gedurende langere tijd rekening mee houden dat er rechtsmiddelen worden aangewend tegen het niet reageren binnen de termijn, omdat derde-belanghebbenden mogelijk pas later bekend wordt met het ontstaan van het recht tot aanleg.

ECLI:NL:RVS:2015:14 (zie ook: ECLI:NL:RVS:2015:36)

Conclusie AG: ECLI:NL:RVS:2014:4116

 

© JuristenRijk